Valpolicella
Het wijngebied Valpolicella bevind zich in Veneto (Noord-Italië) tussen de stad Verona en het Gardameer. Een prachtig gebied waar ze al vele jaren weten hoe ze prachtige wijn moeten maken. Bijzonder in Valpolicella is dat ze dezelfde wijn op vier verschillende manieren maken; Valpolicella, Valpolicella Ripasso, Amarone en Recioto.
Druivensoorten
De belangrijkste druif in Valpolicella is de Corvina druif. Deze druif vormt de basis voor de wijnen uit dit gebied. De Corvina heeft een hoge zuurgraad maar toch ook zeer zachte tannines. De dikke schil van de Corvina zorgt ervoor dat deze zeer goed bestand is tegen rot en schimmels, iets wat erg goed van pas komt voor het drogingsproces van deze druif. Naast de corvina gebruikt men hier ook de Rondinella, die voor wat meer aroma in de wijn zorgt, en de Molinara. Op de heuvels vinden we vooral de Corvinone, volgens vele producenten misschien wel de belangrijkste druif in dit gebied die naast zijn overweldigende sap ook een mooie paarse kleur geeft.
Valpolicella (Classico)
Deze wijn wordt gemaakt zoals elke andere rode wijn. Na de oogst worden de druiven van deze wijn direct gefermenteerd waardoor voornamelijk het primaire rode fruit duidelijk naar voren komt. Mooie toegankelijke wijnen die menigeen kunnen bekoren.
Valpolicella Ripasso
Ook wel de 'baby-amarone' genoemd. Dit omdat er letterlijk resten van de Amarone wijn worden gebruikt. Na het persen van de druiven voor de Amarone blijven er nog veel resten (pitjes, drap van druivenschillen) over in de persen. Deze resten hebben echter nog zó veel smaak en karakter dat het zonde is om dit weg te gooien. Dit gebruiken ze dan ook om bij de 'gewone' Valpolicella wijn toe te voegen. Hierdoor ontstaat er een wijn met Amarone karakter of juist een vollere, dikkere versie van de Valpolicella.
Amarone
Alleen de beste druiven van de oudste wijnranken worden voor deze wijn gebruikt. Men oogst de druiven, half oktober, ook wat later om er zeker van te zijn dat ze zeer rijp zijn. In tegenstelling tot andere wijnen worden de druiven niet meteen gefermenteerd maar eerst gedroogd.
Voor een periode van 60 tot 120 dagen worden de druiven gedroogd waardoor ze 30 tot 40% van hun gewicht verliezen. Hierdoor ontstaat er een intens geconcentreerd sap met hoog suikergehalte.
Er zijn dus bijna twee keer zoveel druiven nodig om een fles Amarone te maken ten opzichte van een gewone wijn.Als de gedroogde druiven geperst zijn volgt er een fermentatie van 1 tot 2 maanden waarna de wijn nog voor 3 tot 6 jaar op het eikenhouten vat gaat. Als de wijn dan eindelijk op de fles gaat wordt deze in de meeste gavallen ook nog een jaar bewaard alvorens deze in de verkoop gaat.
Dit alles zorgt ervoor dat de Amarone wijnen dik, zwaar, krachtig en vol fruit zitten. Met trots is dit dan ook één van de grootste wijnen van Italië.
Home > Valpolicella